Onze experten volgen de economie en de financiële markten op de voet.
nouvelle sir sante

Dividenden van Belgische GVV's: fiscale stabiliteit onder vuur

Herman Van der Loos - Senior Equity Analyst
Belangrijkste aandachtspunten:
- De Belgische regering besliste in 2016 om de roerende voorheffing te verhogen tot 27%, maar besloot in juni vervolgens al snel om die zelfde roerende voorheffing voor gereglementeerde vastgoedvennootschappen (GVV's) gericht op zorgvastgoed te verlagen van 27% naar 15%.
- Het onderliggende argument voor deze snelle verlaging van het belastingniveau is dat GVV's die beleggen in zorgvastgoed moeten blijven kunnen concurreren met de buurlanden. Bovendien is hun maatschappelijke waarde en hun belastingopbrengst hoog. Ook zagen verschillende gemeenten hun huurkosten door deze maatregel stijgen.
- Dit nieuwe stelsel van een verminderde roerende voorheffing geldt niet voor residentiële GVV's. Dat betekent dat de financiële gevolgen afhankelijk zijn van de activiteiten van de beursgenoteerde GVV's in België.
België hanteert voor vastgoedbeleggingsvennootschappen (GVV’s) sinds 1995 een kader dat vergelijkbaar is met dat van Amerikaanse REIT's. Een REIT (Real Estate Investment Trust) is een structuur die in de Verenigde Staten al tientallen jaren gangbaar is en die onder andere garant staat voor transparante belastingen (geen vennootschapsbelasting), een vereenvoudigde financiële verslaggeving en verbeterde transparantie (geen afschrijving van vastgoed dat regelmatig door een externe taxateur worden beoordeeld) en een minimale dividendbetaling (ten minste 80% van de recurrente inkomsten moet als dividend worden uitbetaald aan de aandeelhouders). De sector heeft het nieuwe systeem met open armen ontvangen. Vandaag zijn er op de beurs van Brussel 17 beursgenoteerde REIT's, samen goed voor een marktwaarde van ruim 10 miljard euro.
Volgens een persbericht van het Belgische ministerie van Financiën dat in juni werd gepubliceerd, geldt voor dividenden die worden betaald door Belgische GGV's die beleggen in 'zorgvastgoed', opnieuw het verlaagde tarief van 15% in plaats van de gebruikelijke 27% die wordt geheven op de meeste dividenden en rentebetalingen die in België ontstaan. Vergeet niet dat het gewone tarief van de roerende voorheffing in januari 2016 al van 25% naar 27% was verhoogd. Tussen de regels van de moeizame begrotingsgesprekken door lezen we dat het 'normale' tarief van 27% vanaf 2017 wellicht tot 30% zal stijgen. Wat de situatie er niet duidelijker op maakt, is dat bepaalde politieke partijen pleiten voor maatregelen om 'beleggingen in aandelen aan te moedigen'. Wat zijn de beweegredenen voor deze tegenstrijdige initiatieven en wat kunnen beleggers in de komende maanden verwachten?
De Belgische roerende voorheffing speelt een bijzonder belangrijke rol. Tot nu toe was het de beste manier om inkomsten uit kapitaal te belasten, naast de 'taks op de beursverrichtingen' ('TOB') en de splinternieuwe 'speculatietaks' die moet worden betaald op gerealiseerde meerwaarden op aandelen, opties en andere beursgenoteerde instrumenten die minder dan zes maanden worden aangehouden. Het tarief van de roerende voorheffing is ook heel belangrijk aangezien de betaling ervan 'bevrijdend' is voor particuliere beleggers, en geen voorafbetaling vertegenwoordigt die uiteindelijk met de definitieve belasting wordt verrekend, wat in veel landen wel het geval is. Met andere woorden: de roerende voorheffing is het effectieve belastingtarief dat wordt betaald op dividenden.

Een verlaging zit er (helaas) niet in...

De manier waarop dividenden in België worden belast, evolueert chaotisch en razendsnel (zie onderstaande tabel). Dat komt door verschillende onderliggende argumenten en beperkingen die als volgt, kunnen worden samengevat: de steeds grotere begrotingsbehoeften van een met schulden beladen Belgische staat, de vrijwaring van het fiscaal interessante statuut van de Belgische GVV, het streven naar zo eenvoudig mogelijke belastingen en, last but not least, de voorziening in 'sociale behoeften'.
nouvelle sir sante table1
De eerste factor is eenvoudig: gezien de aartsmoeilijke toestand van de Belgische overheidsfinanciën is een lagere belasting van dividenden wishful thinking en moeten enige 'fiscale gunsten' elders worden 'gecompenseerd'. Dat houdt vooral steek in de context van de Belgische taxshift, namelijk de verschuiving van belasting op arbeid naar andere categorieën van inkomen zoals – u raadt het al – dividenden.
De tweede factor, het behoud van het fiscaal interessante statuut van de Belgische GVV, is ook belangrijk. België moet immers concurreren met vergelijkbare vastgoedbeleggingsstructuren in de buurlanden en moet deze florerende sector die aardig wat belastingen in het laatje brengt, vrijwaren. GVV's betalen misschien geen vennootschapsbelasting, maar ze leveren voor de staat wel aanzienlijke inkomsten op: roerende voorheffing, exit tax (eenmalige belasting wanneer een vennootschap het GVV-statuut krijgt) en andere belastingen (abonnementsbelasting, onroerende voorheffing, …).

Pleidooi voor eenvoud

Eenvoudige en efficiënte belastingen zijn heel belangrijk om de kosten voor de belastinginning en hoofdbrekens voor de belastingbetaler tot een minimum te beperken. Dat wordt mooi geïllustreerd door de belastinghervorming van 2012, toen het gewone tarief van de roerende voorheffing werd verhoogd tot 21%, maar met een bijkomende heffing van 4% op roerende inkomsten van meer dan EUR 20.020. De roerende voorheffing was bijgevolg niet langer bevrijdend, en de invoering van de nieuwe maatregel bracht een hele hoop administratie met zich mee. Het was dan ook geen verrassing dat deze hervorming het jaar daarna al werd afgeschaft ('uniforme' verhoging van de roerende voorheffing tot 25%). Dit verklaart ook waarom de recente 'speculatietaks' (op 'gewone' aandelen - deze taks geldt niet voor Belgische GVV's) en nieuwe geplande belastingen op meerwaarden veel ingewikkelder zijn dan een eenvoudige verhoging van de roerende voorheffing, en het nog maar de vraag is of ze fiscaal efficiënt zijn.

Het sociale karakter van beursgenoteerd vastgoed

Tot slot, maar niet onbelangrijk, worden belastingen gewoonlijk door landen gebruikt voor 'maatschappelijke' aangelegenheden, zoals extra woongelegenheid creëren, voldoen aan de tekortkomingen op het gebied van huisvesting voor zorgbehoevenden of wat dan ook als maatschappelijk relevant wordt beschouwd. Dit is de hele bedoeling van de bovenvermelde 'taxshift' (de werkgelegenheid stimuleren door arbeid minder te belasten). Maar het is ook de achterliggende reden voor de reeds lang bestaande gunstige roerende voorheffing voor GVV's die beleggen in residentieel vastgoed. De staat wou GVV's immers helpen om te beleggen in residentieel vastgoed aangezien zij worden geconfronteerd met lage marktrendementen, onroerende voorheffing (die wettelijk gezien niet aan huurders kan worden doorgerekend) en goed beschermde huurders.
Door de laatste hervorming van eind 2015 wordt de roerende voorheffing (alweer) verhoogd, nu tot 27%, en wordt het lagere tarief voor residentiële GVV's afgeschaft. Het gevolg is dat de belasting op dividenden van residentiële GVV's, die aanvankelijk 0% bedroeg, in de laatste vier jaar drastisch is gestegen. Als (gedeeltelijke) compensatie en om enkele ongewenste neveneffecten te vermijden (verschillende gemeenten betalen een aanzienlijk hogere huur aan de beursgenoteerde GVV Care Property Invest), heeft de huidige minister van Financiën aangekondigd dat de roerende voorheffing voor GVV's gericht op zorgvastgoed vanaf januari 2017 wordt verlaagd tot 15%. Merk op dat dit slechts een gedeeltelijke compensatie vertegenwoordigt, aangezien zorgvastgoed (rusthuizen, serviceflats, …) vroeger wel in aanmerking kwam als residentieel vastgoed, maar 'gewoon' residentieel vastgoed, zoals 'normale' appartementen, geen zorgvastgoed vertegenwoordigt.
De GVV's waarop de aangekondigde maatregel (die echter nog niet officieel als wet is gepubliceerd) van toepassing is, zijn Aedifica en Care Property Invest (CPI), twee GVV's die voornamelijk beleggen in zorgvastgoed. De maatregel geldt niet voor Home Invest Belgium (HIB), die tot eind 2015 nog als een 'residentiële GVV' van het verlaagde tarief profiteerde. Contractueel kan CPI de gevolgen van een hogere roerende voorheffing doorrekenen aan zijn 'historische' huurders, wat zij al in 2013 deed (toen de roerende voorheffing op residentiële GVV's werd verhoogd van 0% tot 15%). Met andere woorden: het fiscale geaarzel van de regering is voor Care Property Invest niet meer dan een administratief ongemak, maar voor de aandeelhouders van CPI die geen Belgische roerende voorheffing zijn verschuldigd, komt het minder goed uit. Voor Aedifica is deze maatregel positief, aangezien de vennootschap de gevolgen van de hogere roerende voorheffing niet aan haar huurders kon doorrekenen. Dus hoewel we niet verwachten dat de maatregel een aanzienlijke invloed heeft op het brutorendement, zullen de aandeelhouders van Aedifica die Belgische roerende voorheffing zijn verschuldigd, opgelucht kunnen ademhalen aangezien hun nettorendement met circa 16% stijgt. Behalve voor HIB komt deze hervorming, die nauwelijks een jaar na de vorige wordt ingevoerd, het imago van België en de stabiliteit van zijn belastingreglementering niet meteen ten goede.
Een hogere roerende voorheffing is in het huidige Belgische fiscale en politieke klimaat onvermijdelijk, aangezien het een eenvoudige en rechtlijnige manier is om de belastinginkomsten te verhogen. Nieuwe belastingen op meerwaarden zijn ingewikkelder én minder efficiënt, maar zouden om louter politieke redenen toch kunnen worden ingevoerd. Positief is dan weer dat niet kan worden uitgesloten dat andere vormen van vastgoed in de toekomst (opnieuw) een lagere roerende voorheffing zullen genieten, zoals betaalbare en sociale woningen, of vastgoed bestemd voor openbare diensten (scholen, crèches, ...).
Deel het artikel
Alle rechten voorbehouden 2024, Degroof Petercam