Meerwaarden op aandelen aangehouden door een vennootschap: strengere voorwaarden voor vrijstelling
Sinds de recente hervorming van de vennootschapsbelasting zijn meerwaarden gerealiseerd op aandelen die worden aangehouden door een vennootschap, nog slechts vrijgesteld voor zover ze voldoen aan alle voorwaarden van toepassing om de DBI-aftrek te kunnen genieten.
De DBI-aftrek beoogt een dubbele belasting te vermijden op winsten gerealiseerd door vennootschappen. Als een vennootschap een dividend ontvangt, dan wordt dat dividend als winst in hoofde van de ontvangende vennootschap belast. Omdat een dividend afkomstig is van winst die al werd belast bij de uitkerende vennootschap, ontstaat er een dubbele belasting. Het systeem van de DBI-aftrek heeft als doel de dubbele belasting in hoofde van de ontvangende vennootschap te vermijden.
De voorwaarden om van de DBI-aftrek te kunnen genieten, zijn:
- de deelneming in de uitkerende/verkochte (al naargelang het gaat om dividenden, respectievelijk meerwaarden) vennootschap moet minstens 10% van het kapitaal bedragen of een aanschaffingswaarde hebben van ten minste 2,5 miljoen euro;
- de aandelen moeten gedurende een ononderbroken periode van minstens 1 jaar in volle eigendom worden aangehouden;
- de DBI-aftrek geldt enkel voor aandelen aangehouden in vennootschappen die aan een normaal belastingregime zijn onderworpen.
De toevoeging, vanaf aanslagjaar 2019 voor boekjaren die starten vanaf 1 januari 2018, van de zogenaamde participatievoorwaarde (= deelneming van 10% of 2,5 miljoen euro) aan de vrijstellingsvoorwaarden voor meerwaarden op aandelen gerealiseerd binnen een vennootschap, zal de facto tot gevolg hebben dat de vrijstelling nog enkel voor grotere vennootschappen of participaties zal zijn weggelegd.